Het moet zo’n drie maanden geleden zijn geweest dat vriend en ik poetsten alsof ons leven ervan afhing; mijn appartementje op Zuid diende klaar gestoomd te worden voor de taxatie. Gezamenlijk liepen we het huis vlak voor de komst van de taxateur nog eens door; wat moesten we niet vergeten te vermelden?
“De vloerverwarming, die stond niet in het eerste taxatierapport!” gilde ik enthousiast. Vriend knikte wild mee. “En de balkonvloer, die is opnieuw gestort!” juichte vriend. We schreven alles fanatiek op.
“oja, de zitvensterbank! Die stond ook niet in het rapport toen ik het kocht” jubelde ik door.
Vriend keek me verbaasd aan; “zitvensterbank? Die is toch helemaal niet boeiend?”.
Ik keek hem nog veel verbaasder aan; het was immers met afstand het meest boeiende item van het hele huis.
Vier jaar geleden brak mijn persoonlijke crisismoment aan; ik had net een langdurige relatie verbroken en kwam op mijn vijfentwintigste in het flatje op Zuid -of all places-. Dat het dan misschien een heel mooi flatje was met een grote badkamer en gigantische keuken interesseerde me niet zo bijster veel; ik moest mijn hele tot dan toe strak opgebouwde leven herzien. En daar was hij;
de zitvensterbank.
De zitvensterbank die er door de vorige bewoner al in was geplaatst, en die mijn reddende rots in de branding bleek te zijn, voornamelijk tijdens donkere nachten. De zitvensterbank was er immers altijd als ik lazarus terugkwam van het stappen, waardoor ik er iedere keer weer nét niet van afdonderde. Nachten lang tuurde ik vanaf mijn hoekje in de vensterbank naar buiten de duisternis in, waarbij alle clichématige gedachten van een alleenstaande vrouw in een quarterlife-crisis de revue passeerden; over hoe ik nooit meer een man wilde maar wel 40 katten, en hoe het zou zijn als ik gewoon zou gaan samenwonen met mijn beste vriendin waarbij we dertig kindjes uit Uganda adopteerden.
Of ik staarde diezelfde duisternis in met mijn mp3-speler op, sigaretten rokend en Malibu drinkend waarbij ik me voorstelde dat Tom Odell zijn Another Love speciaal voor mij ten gehore bracht, waarbij ik zoals het melodramatisch hoorde mijn tranen nooit kon bedwingen en dus keihard snikkend doorspoelde naar het volgende nummer; Sean Paul stond altijd weer dapper klaar om het over te nemen.
Zeker een jaar lang zat ik daar, iedere vrijdag en zaterdagnacht.
Tot ik vriend tegenkwam.
Ineens vond ik Another Love een zeiknummer waar ik niets meer in herkende. Daarnaast was het meedansen en wiegen met Sean Paul in je eentje midden in de nacht als er boven iemand lag te slapen toch wat ongemakkelijk zo bleek, en bovendien was het ook veel gezelliger om samen te zijn.
Ik kwam er al snel achter dat zitvensterbanken zich niet zo goed laten lenen voor gelukkige zielen.
Vriend heeft hem na mijn relaas vurig benoemd tegenover de taxateur, maar die bleek niet zo onder de indruk; het heeft het taxatierapport niet gehaald. Eigenlijk is dat ook helemaal niet erg; een stom zinnetje in een rapport kan de lading toch nooit dekken.
Het is tijd voor het volgende 25-jarig meisje-in-crisis om dit huis te betrekken en de helende krachten van de zitvensterbank zelf te ontdekken; ik heb ze gelukkig al heel lang niet meer nodig.